De EC is een maat voor de concentratie aan opgeloste zouten en daarmee ook een maat voor de hoeveelheid totale opgeloste voedingszouten. Voor recirculerende systemen kan hier echter niet blind op worden vertrouwd! Dit komt, omdat bepaalde voedingstoffen zich in de voeding ophopen, terwijl andere juist worden onttrokken.
Aangeraden wordt, om te starten met een EC die 0,8 tot 1,0 hoger is, dan de EC van het leidingwater en deze gedurende de teelt naar behoefte te verhogen tot maximaal 1,3-1,7 boven de EC-leidingwaterwaarde. Regelmatige pH- en EC-metingen van het voedingswater en observatie van de plant zijn nodig om goed en tijdig te kunnen ingrijpen (indien nodig), pH-schommelingen tussen de 6.2 en de 5.2 zijn perfect, zie de grafiek “pH verloop met AQUA voeding”.
Grijp niet te snel in!
Een goede stabiele pH is van belang voor een optimale beschikbaarheid van voeding voor de plant. Vergelijken we recirculerende kweeksystemen met “run-to-waste” systemen dan geldt, dat de pH meer schommelt en dus beter in de gaten moet worden gehouden. Dit komt, doordat uitscheidingsproducten van de wortels de pH van de voedingsoplossing direct beïnvloeden. Deze invloed is onder andere afhankelijk van het gewasstadium, de conditie van de plant en de samenstelling van de voeding en het water.
Tijdens de groeifase hebben snel groeiende planten de neiging om de pH van de voeding te verhogen. Dit komt, doordat de wortels dan relatief meer basische (pH-verhogende) stoffen uitscheiden. Tijdens de bloeifase is het tegenovergestelde het geval; de plantenwortels scheiden zuren uit waardoor de pH van de voeding daalt.
De samenstelling van de voeding bepaalt in belangrijke mate of de plantwortels overwegend zuren of basische stoffen uitscheiden. Door tijdens de verschillende gewasstadia (vegetatief en generatief) een speciaal aangepaste voeding te gebruiken, wordt ervoor gezorgd dat de pH zo stabiel mogelijk blijft.
De samenstelling van het water is mede bepalend voor het pH-verloop tijdens de teelt. Bij water met een hoog bicarbonaatgehalte (hard water) heeft de pH van voedingswater de neiging te stijgen nadat de voeding is aangemaakt en aangezuurd. Door de voeding met een lagere pH aan te maken (5.2 - 5.3) wordt er meer bicarbonaat geneutraliseerd en treden pH-stijgingen minder snel op. Bij water met een laag bicarbonaatgehalte (zacht water of osmosewater) is er juist sneller sprake van pH-dalingen. Dit komt, doordat zachtwater een veel kleinere pH-buffer heeft dan hardwater. Dit is ook de reden waarom er in zacht- en osmose watergebieden de voeding met een hogere pH moet worden aangemaakt (5.8 - 6.2).
Door een te lage pH van de voeding lossen bepaalde voedingselementen zoals ijzer en mangaan, maar ook het giftige aluminium, beter op, waardoor er meer van deze stoffen door de wortels worden opgenomen. Hierdoor kan er schade ontstaan als gevolg van overmaat. Indien de pH te laag wordt, is het verstandig de pH te verhogen met een bicarbonaatbevattend loogproduct. Hiermee verhoog je niet alleen de pH, maar wordt tevens de pH-buffer van het voedingswater vergroot.
Snel groeiende planten zijn in staat de pH van de voedingsoplossing actief te beïnvloeden. Door verstoring in de voedingsopname, bijvoorbeeld tijdens schimmelinfecties, kan de pH van de voeding dalen tot onder de 3. Een ander verschijnsel treedt op bij ijzergebrek, waarbij de plant de pH actief verlaagt om meer ijzer beschikbaar te maken. Het wordt daarom ook niet aangeraden om de pH continu op één vaste waarde te houden. Met een goede voeding en een pH tussen de 5.2 en 6.2 zijn er geen voedingsproblemen te verwachten. Indien de pH gedurende enkele dagen lager is dan 5.0 of hoger dan 6.4 wordt aangeraden handmatig te corrigeren.
Wanneer met Aqua Vega voeding de pH te ver daalt, tijdens de twaalf uurs cyclus, wordt aangeraden om over te stappen op Aqua Flores voeding (Aqua Flores voeding werkt minder verzurend, hierbij moet worden vermeld, dat de plant nu voeding krijgt die optimaal is voor de bloei van de plant). Zie pag. 7. Is de pH te laag, verhoog deze met CANNA pH+ (Pro).
Met CANNA AQUA voeding wordt voorkomen, dat de pH in de voedingsoplossing te veel stijgt of daalt.
In verschillende testen, waarbij dagelijks pH en EC werden gemeten en wekelijks complete voedingsanalyses werden verricht, bleek de pH gedurende de gehele teeltcyclus tussen 5.2 en 6.2 te schommelen (met uitzondering van de eerste dagen). Tussentijds was het niet nodig om de pH te corrigeren.